1. LEES EERST DE OPGAVE GOED!
2. juist/onjuistvragen: DIT ZIJN VOORBEELDVRAGEN!. EEN (KLEINE) WIJZIGING IN DEZE VRAGEN KUNNEN OP HET EXAMEN EEN VERSCHILLENDE UITKOMST GEVEN! LEES DAAROM OOK OP HET EXAMEN HET GEGEVEN ALTIJD AANDACHTIG DOOR!


Dit examen wordt gequoteerd op 50 ptn

Deel I. 30 juist/onjuist vragen.
Omcirkel het juiste antwoord!. Wanneer je ‘juist’ antwoordt moeten alle gegevens juist zijn en ook het eventuele verband!
Giscorrectie: Juist antwoord: +1pt, foutief antwoord -1 pt, geen antwoord 0 pt)
(totaal 30 ptn)

Deel II. 5 meerkeuzevragen (3 mogelijke antwoorden, waarvan één juist).
Omcirkel het juiste antwoord!
Giscorrectie: Juist antwoord +1pt, foutief antwoord -0,5pt, geen antwoord 0pt totaal 5 ptn

Deel III.
a. Schrijf de volgende afkortingen voluit (telkens 1ptn)
b. Je leest in het patiëntendossier dat de patiënt aan het/de volgende symptomen/aandoening lijdt. Hoe kun je dit merken aan de patiënt? (telkens 1ptn)
(totaal: 10 ptn)

IV. Beantwoord de vragen bij de volgende twee tekeningen (telkens 2,5ptn)
(totaal: 5 ptn)




1. Een positieve Babinsky wijst op een centraal letsel. Dit reflex wordt uitgelokt ter hoogte van de voetzool en kan bij een volwassen persoon enkel uitgelokt worden wanneer er een letsel is ter hoogte van de hersenschors of van de corticospinale banen.
Juist/onjuist

2. Zoals algemeen wordt toegepast – ook bij het stretchen voor sportbeoefening- zal men door herhaalde vlugge rekkingen de spierspanning doen dalen. Dit is vb ook van belang bij aanbrengen van een spalk bij spasticiteit.
Juist/onjuist

3. Wanneer men spreekt van ’afasie‘, vb bij CVA, heeft men het over een cognitieve taalstoornis ten gevolge van een letsel ter hoogte van de taalcentra in (meestal) de linker frontale en/of temporale cortex.
Juist/onjuist

4. Agnosie betekent het niet kunnen herkennen en identificeren van indrukken die ons langs zintuiglijke weg bereiken, omdat er vb corticaal of subcorticaal een letsel is, terwijl de zintuigen zelf intact zijn.
Juist/onjuist

5. Apraxie is een stoornis in het doelgerichte handelen, het bewegingsplan, die niet kan toegeschreven worden aan een verlamming van het aangedane lidmaat.
Juist/onjuist

6. De Ziekte van Huntington is te wijten aan een niet-erfelijke chromosomale afwijking.
Juist/onjuist

7. De meeste CVA’s ontstaan ten gevolge van een trombose ter hoogte van de a.cerebri posterior, waardoor het achtergelegen hersenweefsel (gedeeltelijk) afsterft.
Juist/onjuist

8. Men kan de functionele stoornissen, klinische verschijnselen en prognose bij neurologische aandoeningen, steeds nauwkeurig voorspellen aan de hand van de medische beeldvormingstechnieken.
Juist/onjuist

9. Hemisomatoagnosie komt meestal voor bij linker CVA.
Juist/onjuist

10. Bij manipulatie van de hemiplegische arm zal de verpleegkundige, zeker bij een slap verlamde arm, altijd een goede tractie te geven ter hoogte van de schouder om deze te ontlasten, vb door hem onder de oksels te verplaatsen.
Juist/onjuist

11. Een CVA-patiënt zal vb de mondhoeken niet optrekken om te lachen met een mop, maar wel als men hem vraagt dit gewild te doen. Bij een Parkinsonpatiënt is dit juist omgekeerd.
Juist/onjuist

12. Met de term ‘dyskinesieën’, bedoelt men onwillekeurige, ongecontroleerde bewegingen, die o.a. kunnen optreden bij een overdosage van L-Dopa bij de Parkinsonpatiënt.
Juist/onjuist

13. Wanneer er zich ter hoogte van de basale kernen een fout voordoet bij de productie of receptie van bepaalde neurotransmitterstoffen, dan kan er zowel een hypertoon-hyperkinetisch syndroom optreden, zoals bij de Chorea van Huntington als een dystoon-hypokinetisch syndroom, zoals bij de Ziekte van Parkinson.
Juist/onjuist

14. Het cerebellum ontvangt o.a. informatie vanuit het evenwichtsorgaan, de visus en de proprioceptoren die prikkels doorgeven vanuit de inwendige organen.
Juist/onjuist

15. Bij een rechter CVApatiënt met een homonieme hemi-anopsie, is de patiënt blind thv het linker gezichtsveld en zal hij zijn hoofd naar links draaien om dit te compenseren.
Juist/onjuist

16. De oorzaak van M.S. is een demyelinisatie van zenuwvezels ter hoogte van het perifeer zenuwstelsel.
Juist/onjuist

17. Het ziektebeeld van MS. wordt meestal niet geleidelijk erger, maar kenmerkt zich door opstoten, exacerbaties.
Juist/onjuist

18. Men spreekt van een visuele perceptiestoornis, wanneer de patiënt een letsel heeft ter hoogte van zijn ogen of ter hoogte van de optische zenuw.
Juist/onjuist

19. Bij de Chorea van Huntington worden normaal geen psychiatrische symptomen waargenomen, hetgeen wel altijd het geval is bij de Ziekte van Parkinson. Juist/onjuist

20. Voor een geplande, bewuste keuze is er activiteit nodig ter hoogte van het neo-niveau, de hersencortex.
Juist/onjuist

21. Veranderingen van gedrag, agressie … kunnen te wijten zijn aan een aandoening ter hoogte van de frontale cortex
Juist/onjuist

22. Evenwichtsstoornissen (cerebellum) kunnen te wijten zijn aan een vertebrobasillaire doorbloedingsstoornis.
Juist/onjuist

23. Epi- en subdurale haematomen zijn meestal het gevolg van een ongeval en worden niet bij de oorzaken van CVA vermeld.
Juist/onjuist

24. Bij de mens zal een bepaalde stimulus praktisch altijd leiden tot een bepaalde (vaststaande) respons.
Juist/onjuist

25. Het verschil tussen ‘zien’ en visuele perceptie kan men vergelijken met het verschil tussen ‘horen’ en ‘luisteren’.
Juist/onjuist

26. Bij de term ‘neglect’ moet de verpleegkundige eraan denken extra aandacht te besteden aan de aangedane arm/been, omdat de patiënt(e) deze bewust verwaarloost.
Juist/onjuist

27. Bij een perifere verlamming, bv bij plexus brachialisletsel, zal de arm van de patiënt slap afhangen in lichte endorotatie.
Juist/onjuist

28. Bij een TIA ontstaat er een min of meer uitgebreide necrose van hersenweefsel met een (meestal) blijvende handicap als gevolg.
Juist/onjuist

29. Bij de Chorea van Huntington worden normaal geen psychiatrische symptomen waargenomen, hetgeen wel altijd het geval is bij de Ziekte van Parkinson
Juist/onjuist

30. Wanneer een perifere zenuw wordt doorgesneden, ontstaat er een spastische verlamming van de geïnnerveerde spieren
Juist/onjuist



II. Omcirkel het juiste antwoord:


1. In de spastische fase na een CVA krijgt men gewoonlijk een overwicht van de anti-zwaartekrachtspieren met als gevolg:
a. Een extensiespasticiteit van de arm, flexiespasticiteit van het onderste lidmaat
b. Een flexiespasticiteit van de arm, extensiespasticiteit van het onderste lidmaat
c. Een flexiespasticiteit van arm en onderste lidmaat

2. Een rechter CVA-patiënt met een visuele agnosie heeft problemen met:
a. Het interpreteren van hetgeen hij ziet in het rechtergezichtsveld
b. Het interpreteren van hetgeen hij ziet in het linkergezichtsveld
c. Is halfblind thv het linkergezichtsveld

3. De specifieke tremor - zonder beïnvloeding van medicatie- bij de Ziekte van Parkinson :
a. is een trage tremor, met betrekkelijk groot amplitudo, die optreedt bij rust
b. is een trage tremor, met klein amplitudo, die steeds aanwezig is
c. is een trage tremor, met betrekkelijk groot amplitudo, die optreedt bij een gewilde beweging

4. Met de term ‘akinesie’ bij de Ziekte van Parkinson bedoelt men:
a. het vertragen van een gewilde beweging
b. de dyskinesie, die kan optreden tengevolge van de medicatie
c. de algemeen verminderde beweeglijkheid tengevolge van het dopaminetekort

5. Bij een letsel ter hoogte van het cerebellum:
a. ontstaan er gevoelsstoornissen
b. heeft de patiënt problemen met evenwicht en coördinatie
c. zijn de spieren hypertoon


III.

a. Schrijf de volgende afkortingen voluit:

1. M.R.I.:


2. A.V.M.:


3. T.I.A.:


4. A.I.D.S.:



b. Je leest in het patiëntendossier dat de patiënt aan het/de volgende symptomen/aandoening lijdt. Hoe kun je dit merken aan de patiënt?


5. auditieve agnosie




6. apraxie:




7. vertigo




8. nystagmus




9. ataxie:




10. homonieme hemianopsie:







IV. tekeningen
Tek. 1
Duid de circel van Willis aan (op de tekening!) en benoem (met nummering) de bloedvaten die er deel van uitmaken.

Tek. 2
Leg aan de hand van deze tekening uit, waarom een li CVA-patiënt met centrale facialisparalyse er niet in slaagt bewust willekeurig zijn re mondhoek op te trekken, maar hij dit wel spontaan doet bij het lachen als hij vb een mop hoort.